|
Burgerrecht Steden hadden in vroeger tijden inwoners nodig met verschillende vaardigheden, zoals smeden, hoefsmeden, pottenbakkers, schilders en bierbrouwers, daarnaast had de stad ook mensen nodig voor de verdediging. In vroeger tijden verenigden ambachtslieden zich vaak in gildes, waarvan het lidmaatschap een van de voorwaarden was om het burgerrecht van de stad verkrijgen. Dat burgerrecht had plichten (zoals ingezet worden bij de verdediging van de stad in tijden van nood), maar ook privileges (zoals opname van ouderen in een Gasthuis of -indien ze thuis wilden blijven wonen- een wekelijkse toelage). Het burgerrecht erfde over van vader op zoon en dochter. De zonen gaven het weer door aan hun zonen en dochters, de dochters gaven het burgerrecht niet door. Een vrouw verloor het burgerrecht als ze trouwde, werd ze weduwe dan kreeg ze het burgerrecht weer terug. Als een mannelijke burger dood ging en zijn weduwe trouwde met een niet-burger, dan werd haar nieuwe man ook burger. Het grootburgerschap was er voor de (klein-)burgers, die bij de uitoefening van hun beroep gebruik wensten te maken van de voorrechten op bijvoorbeeld tollen, die andere steden of landen aan de stad Nijmegen hadden verleend. Meer informatie over het Nijmeegse burgerrecht vind je o.a. in de publicatie van Schimmel 1) en in artikelen gepubliceerd door het Kwartier van Nijmegen van de Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV) 2).
Nijmegen heeft altijd aantrekkingskracht uitgeoefend op immigranten, met name uit het oosten. Duitsers waren in de eerste helft van de 17e eeuw goed voor 44% van de burgerinschrijvingen 3) , het 'Duitse karakter' van immigratie in Nijmegen hield nog lang stand 4) . Dit immigratiepatroon heeft natuurlijk te maken met de ligging van de stad, maar ook met het karakter van de arbeidsmarkt, transportmogelijkheden (Rijn, Waal en Maas!), religieuze factoren en bestaande (handels-) contacten. Nijmegen was bijvoorbeeld aangesloten bij de Hanze, dat oorspronkelijk bestond uit een samenwerking tussen Duitse steden rond de Oostzee. Ook aan immigranten is door de eeuwen heen het burgerschap van Nijmegen verleend, een aantal Duitse kooplieden moest om te kunnen profiteren van handelsprivileges het grootburgerschap van Nijmegen verwerven. Van veel immigranten hebben meerdere generaties in Nijmegen gewoond, zoals blijkt uit de vergelijking van burgerlijsten 1) met actuele bronnen. Twee voorbeelden:
Het is dus ruwweg 30 jaar geleden dat voor het laatst een Oudburger oorkonde werd uitgereikt. In het kader van een samenwerking tussen OBG en de afdeling Kwartier van Nijmegen van de NGV is het idee ontstaan om personen die kunnen aantonen af te stammen van een vóór 1810 door de Stad Nijmegen erkende burger de gelegenheid te geven een Oudburger oorkonde aan te vragen. Op 14 mei 2022 werd de eerste oorkonde sinds 1990 uitgereikt (zie de pagina 'Oudburgerrecht aanvragen'). Aan de 'nieuwe' oorkonde zijn geen plichten verbonden (je hoeft de stad dus niet te verdedigen....), maar er kan ook geen recht aan worden ontleend. De huidige procedure volgt in eerste instantie de historische richtlijn (: afstamming in mannelijke lijn), maar dochters van Oudburgers kunnen de oorkonde ook aanvragen. De aanvraagprocedure vind je op de pagina Oudburgerrecht aanvragen, waar ook de aanvraagformulieren kunnen worden gedownload. 1. J.A. Schimmel. Burgerrecht te Nijmegen : 1592-1810 : Geschiedenis van de verlening en burgerlijst (proefschrift KUN, digitaal beschikbaar als PDF). Uitgave Stichting Zuidelijk Historisch Contact 1966. 2. N. Hamers et al (red). Stamreeksen Oud Burgeren Gasthuis. In: Zoeklicht op Nijmegen (1980). Digitaal beschikbaar als PDF 3. R.N.J. Rommes. Oost, West, Utrecht best? Driehonderd jaar migratie en migranten in de stad Utrecht (begin 16e - begin 19e eeuw). In: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 116:207 e.v. (2001). 4. K.G. van Manen. Anderhalve eeuw Lutheranen in Nijmegen (1623-1770), Numaga 37: 38-48 (1990). |